exponentiaal

Dutch

Etymology

From exponent (exponent) + -aal. Akin to English exponential.

Pronunciation

  • IPA(key): /ɛkspoːnɛnˈʃaːl/
  • Hyphenation: ex‧po‧nen‧ti‧aal

Noun

exponentiaal f (plural exponentialen, diminutive exponentiaaltje n)

  1. (calculus) exponential
    • 1846, G. J. Verdam, “Opmerkingen over zekere soort van kromme lijnen welke men omgekeerde of tegenovergestelde kromme lijnen zou kunnen noemen”, in Nieuwe veranderingen der Eerste Klasse van het Koninklijk-Nederlandsche Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten te Amsterdam, page 81:
      Onder de eerste voorwaarde kan ook de kegelvormige schroeflijn bestaan, met hare æquatie is alsdan exponentiaal, en zij is eerder eene kegelvormige logarithmische spiraal.
      (please add an English translation of this quotation)
    • 1867, M. Hneriquez Pimentel, Schets van de Allereerste Beginselen der Differentiaal- en Integraal Rekening, Hendrik Altmann, page 70:
      Om de differentiaal van eene exponentiale functie te vinden, vermenigvuldige men met elkander de hyperbolische logarithmus van de basis, de exponentiaal zelve, en de differentiaal van den exponent.
      To find the differential of an exponential function, multiply the hyperbolic logarithm of the base, the exponential itself, and the differential of the exponent.
    • 1994, L. van Gastel, F. H. Simons, Vakantiecursus 1994: Computeralgebra:
      Laat K ⊂ L een differentiaaluitbreiding zijn van het differentiaallichaam K, dan is een element ɑ van L een exponentiaal over K indien er in K een element b is, z.d.d. ɑ’ = ɑb’;
      (please add an English translation of this quotation)

Derived terms

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.