langsrijden

Dutch

Etymology

langs (along, alongside) + rijden (to drive)

Pronunciation

  • (file)

Verb

langsrijden

  1. (transitive) To drive past

Inflection

Inflection of langsrijden (strong class 1, separable)
infinitive langsrijden
past singular reed langs
past participle langsgereden
infinitive langsrijden
gerund langsrijden n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular rijd langsreed langslangsrijdlangsreed
2nd person sing. (jij) rijdt langsreed langslangsrijdtlangsreed
2nd person sing. (u) rijdt langsreed langslangsrijdtlangsreed
2nd person sing. (gij) rijdt langsreedt langslangsrijdtlangsreedt
3rd person singular rijdt langsreed langslangsrijdtlangsreed
plural rijden langsreden langslangsrijdenlangsreden
subjunctive sing.1 rijde langsrede langslangsrijdelangsrede
subjunctive plur.1 rijden langsreden langslangsrijdenlangsreden
imperative sing. rijd langs
imperative plur.1 rijdt langs
participles langsrijdendlangsgereden
1) Archaic.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.